Vrijstelling equivalentievoorwaarde

Een universiteit kan een anderstalige initiƫle bachelor- of masteropleiding inrichten op voorwaarde dat er in de Vlaamse Gemeenschap een equivalente initiƫle bachelor- of masteropleiding wordt aangeboden waarbij de student een opleidingstraject volledig in het Nederlands kan volgen. Een instelling kan bij de Commissie Hoger Onderwijs (CHO) evenwel een aanvraag tot vrijstelling van deze equivalentievoorwaarde indienen.

uiterlijk op 1 september (bestaande opleiding) of 31 januari (nieuwe opleiding, samen met aanvraag macrodoelmatigheid)

  • De universiteit bezorgt het aanvraagdossier Vrijstelling equivalentievoorwaarde aan het VLIR-secretariaat.
  • Het aanvraagdossier wordt opgebouwd volgens de Richtlijnen aanvraagdossier vrijstelling equivalentievoorwaarde anderstalige opleiding.

september (bestaande opleiding) of februari (nieuwe opleiding)

  • Behandeling dossier en formuleren advies door werkgroep Opleidingsaanbod en VLIR.

uiterlijk op 1 oktober (bestaande opleiding) of 1 maart (nieuwe opleiding)

  • VLIR bezorgt het aanvraagdossier en zijn advies Vrijstelling equivalentievoorwaarde aan de CHO.

uiterlijk op 31 januari (bestaande opleiding) of 1 mei (nieuwe opleiding, samen met oordeel macrodoelmatigheid)

  • De CHO brengt een oordeel uit over de aanvraag.

VLIR-procedure Vrijstelling equivalentievoorwaarde
CHO Richtlijnen Vrijstelling equivalentievoorwaarde anderstalige opleidingen