Kennismigratie

Opiniestuk van de Belgische rectoren – 15 oktober 2019, De Tijd

Maak kennismigratie makkelijker voor internationaal talent

Onze arbeidsmarkt heeft dringend nood aan hooggekwalificeerde profielen. Om aan de noden te kunnen beantwoorden is ook internationaal talent nodig. Echter, onderzoekers en studenten uit landen van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) zien zich geplaatst voor administratieve en wettelijke obstakels die hun verblijfs- en arbeidstoegang tot België onnodig bemoeilijken.
Die obstakels zijn een direct gevolg van een gebrekkige omzetting van de EU-richtlijn over de gecombineerde werkvergunning (‘single permit’) en een niet-omzetting van de richtlijn over toegang en verblijf van derdelanders. Hierdoor is België aantoonbaar minder aantrekkelijk voor buitenlandse kenniswerkers. En dat is nefast voor onze kenniseconomie.
In deze competitieve omgeving moeten instellingen snel kunnen schakelen bij het aantrekken van studenten en onderzoekers uit derde landen.

De Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en le Conseil des Recteurs (CRef) vragen de overheden van dit land met aandrang om werk te maken van een soepel en efficiënt kennismigratiebeleid. Zij formuleren concrete aanbevelingen voor administratieve vereenvoudiging, rechtszekerheid, maximale responsabilisering van de kennisinstellingen, korte administratieve doorlooptijden en retentie van buitenlands talent.

Internationale mobiliteit wordt steeds meer een wezenlijk onderdeel van studie en onderzoek. In deze competitieve kennisomgeving moeten instellingen snel kunnen schakelen bij het aantrekken van studenten en onderzoekers uit derde landen. Elke administratieve vertraging leidt tot verminderde slagkracht, kortwiekt wetenschappelijke ambities en hypothekeert onze internationale aantrekkingskracht.
Daarom vragen wij onze overheden: erken het specifieke karakter van kennismigratie en vergemakkelijk deze mobiliteit door maximale administratieve vereenvoudiging. Creëer rechtszekerheid door onduidelijkheden weg te werken die zijn ontstaan bij de suboptimale omzetting van EU-wetgeving naar Belgisch recht. Houd bij dit alles ook voldoende rekening met de nieuwe kennisuitdagingen voor onder meer de opkomende Europese universiteitsnetwerken.

Na het afstuderen of het afronden van een onderzoeksproject zijn buitenlandse studenten en onderzoekers in principe beschikbaar voor onze arbeidsmarkt. De huidige verblijfscontext laat die doorstroom echter amper toe. Het vergemakkelijken van toegangen tot onze arbeidsmarkt voor deze hoogopgeleiden is dan ook een prioriteit.
Op korte termijn biedt de door de EU-richtlijnen verplichte introductie van een zogenaamd zoekjaar voor hoogopgeleiden uit derde landen soelaas. Omdat het zoekjaar beperkt is in tijd, maar tegelijkertijd wel ongelimiteerd wat betreft de toegang tot de arbeidsmarkt, laat het een kwaliteitscontrole toe die voordelig is voor iedereen: student, onderzoeker, werkgever, kennisinstelling én overheid. Het samenwerkingsakkoord van 2018 tussen federale overheid en deelstaten is op dit punt evenwel nog niet in voege.

Het zoekjaar kan meteen na het afstuderen of het afronden van de onderzoeksopdracht worden aangevraagd. Naar het voorbeeld van Nederland kan de verblijfsvergunning voor een zoekjaar binnen de drie jaar na het afstuderen worden aangevraagd. Zo kan een afgestudeerde eerst teruggaan naar het land van herkomst en daarna terugkeren naar België. Met de verblijfsvergunning zoekjaar hoogopgeleiden kunnen zij een baan vinden als kennismigrant. Met die verblijfsvergunning mogen afgestudeerden en onderzoekers tijdens het zoekjaar vrij werken in België.
Erken het specifieke karakter van kennismigratie en vergemakkelijk deze mobiliteit door maximale administratieve vereenvoudiging

Met de ‘gastovereenkomst’, die wordt afgesloten tussen een onderzoeker en een erkende kennisinstelling, beschikt België over een krachtig instrument dat sinds zijn invoering in 2007 tot ieders tevredenheid functioneert. De werklast en verantwoordelijkheid liggen bij de onthaalinstelling van de onderzoeker. Het is dan ook onbegrijpelijk dat er scenario’s op tafel liggen om de gastovereenkomst in te kantelen in de ‘single permit’-procedure. Dat zou de administratieve doorlooptijd opdrijven van 1 naar 3,5 maanden.
De oplossing ligt nochtans voor het grijpen: breid het aantal academische personeelscategorieën die met een gastovereenkomst naar ons land kunnen komen maximaal uit en houd de gastovereenkomst buiten de single permit. Een dergelijke oplossing vermijdt gold-plating (legt dus geen strengere regels op dan Europa voorziet), is in lijn met de op maximale flexibiliteit gerichte filosofie van de Europese richtlijnen, responsabiliseert de kennisinstellingen en vermindert de werkdruk bij de overheidsadministraties.

Asiel- en migratiebeleid is complexe materie. Kennismigratie benoemen en definiëren als onderdeel van dat beleid vraagt om doordachte en efficiënte communicatie. Ervaring leert dat niet alle actoren in binnen- en buitenland op de hoogte zijn van de huidige regelgeving, waardoor gelijkaardige dossiers op een onderling inconsistente wijze worden behandeld.
We vragen dan ook dat de kennisinstellingen van in het begin betrokken worden bij het uittekenen van een competitief kennismigratiebeleid voor België en dat er stevig wordt geïnvesteerd in een correcte en vlotte communicatiedoorstroom tussen alle betrokken diensten en de kennisinstellingen.

Luc Sels (KU Leuven, voorzitter VLIR), Luc De Schepper (UHasselt), Caroline Pauwels (VUB), Rik Van de Walle (UGent), Herman Van Goethem (UAntwerpen), Pierre Wolper (ULiège, voorzitter CRef), Vincent Blondel (UCLouvain), Philippe Dubois (UMONS), Yvon Englert (ULB), Naji Habra (UNamur), en Pierre Jadoul (USL-B).