Welvaart heeft innovatiesteun bedrijven nodig als hefboom

Opiniestuk – 20 mei 2021, De Tijd

De innovatiecapaciteit van onze economie heeft de bedrijfssubsidies voor onderzoek en ontwikkeling nodig. De overheid moet daar voldoende oog voor hebben.

De voorbereidingen voor de Vlaamse Brede Heroverweging zijn in volle gang. Met die spending review analyseert de Vlaamse administratie het uitgavenpatroon binnen haar beleidsdomeinen en houdt ze onder meer de effectiviteit van haar subsidiebeleid kritisch onder de loep.

In het licht van toekomstige beleidskeuzes wordt de maximale doeltreffendheid van overheidsfinanciering een belangrijk criterium, zeker zodra in de nasleep van de coronacrisis de financiële relance-injecties van Europa zijn stopgezet en het begrotingstekort moet worden teruggebracht naar aanvaardbare proporties.

Vanzelfsprekend zal ook de Vlaamse innovatiesteun voor bedrijven kritisch tegen het licht worden gehouden. Steun die critici onterecht wegzetten als ersatz voor de eigen innovatie-inspanningen van onze bedrijven, steun ook waarvan de hefboomeffecten schromelijk worden onderschat.

We trappen een open deur in als we zeggen dat wetenschap en innovatie cruciale bouwstenen zijn voor onze economische en maatschappelijke slagkracht. Maar het klinkt misschien onverwacht de rectoren van de vijf Vlaamse universiteiten te horen zeggen hoe cruciaal de innovatiesteun aan bedrijven is. We zijn dan ook bezorgd als we in het overigens meer dan terechte debat over efficiëntie en effectiviteit van het overheidsbeleid stemmen horen opgaan die komaf willen maken met bedrijfssubsidies voor onderzoek en ontwikkeling en ze resoluut willen vervangen door lastenverlaging.

Intelligente combinatie

Nog even los van het feit dat de meeste fiscale hefbomen een federale bevoegdheid zijn en dit pleidooi ongetwijfeld weer zal opduiken in de aanloop naar een volgende fase in de staatshervorming, vestigen we er de aandacht op dat onze innovatiecapaciteit blijkens tal van economische studies het meest gebaat is bij een intelligente combinatie van subsidies en fiscale stimuli.

De Vlaamse innovatiesteun aan bedrijven, goed voor bijna 300 miljoen euro in 2020, draagt niet alleen bij tot het bereiken van de internationale 3 procentnorm voor onderzoek en ontwikkeling, een engagement dat regering na regering volmondig heeft onderschreven en ook incrementeel uitvoert. O&O-subsidies genereren daarenboven een kwalitatieve hefboomwerking in bedrijven en ze stimuleren de samenwerking tussen bedrijven en universiteiten.

De kritiek dat innovatiesteun gebruikt zou worden ter vervanging van eigen innovatie-inspanningen in de bedrijven is onterecht. Studies van het expertisecentrum ECOOM tonen aan dat er geen sprake is van zogenaamde crowding-outeffecten. Bedrijven met steun investeren beduidend meer in O&O en creëren meer tewerkstelling in O&O dan bedrijven die geen steun ontvangen. Ook is vaker sprake van behoud van duurzame O&O-tewerkstelling na afloop van een project.

Vallei des doods

Het Europese beleid, dat sinds de top van Lissabon in maart 2000 kennis en innovatie als de sleutels ziet om onze internationale competitiviteit te versterken, zet innovatiesubsidies gericht in om de zogenaamde vallei des doods (valley of death) te overbruggen. Die fase tussen het ontwikkelen van technologische kennis en het succesvol in de markt zetten van een commercieel product is bijzonder risicovol.

Overheidssteun, zowel Europese als Vlaamse, is cruciaal om veelbelovende uitvindingen te vertalen naar succesvolle markttoepassingen.

In die kloof tussen relatief lage (technology readiness levels, of TRL-niveaus 1 tot 3) en hoge marktmaturiteit (TRL-niveaus 7 tot 9) is de kapitaalbeschikbaarheid voor jonge innovatieve bedrijven zeer laag. Overheidssteun, zowel Europese als Vlaamse, is dan ook cruciaal om veelbelovende uitvindingen te vertalen naar succesvolle markttoepassingen.

De versterkte innovatiecapaciteit van onze bedrijven leidt tenslotte tot een robuuste samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen. Vandaag financiert het bedrijfsleven 16 procent van de O&O-uitgaven in het hoger onderwijs en 45 procent van de O&O-uitgaven in publieke onderzoekscentra, een intensiteit van samenwerking die van de hoogste is in de groep van OESO-landen. Enkel Duitsland komt in onze buurt.

Wij roepen de overheid dan ook op in de komende austeriteitsdiscussies voldoende oog te hebben voor de hefboomwerking van O&O-bedrijfssteun ten aanzien van het hele Vlaamse innovatie-ecosysteem.

Caroline Pauwels (rector VUB), Luc Sels (rector KU Leuven), Rik Van de Walle (rector UGent), Herman Van Goethem (rector UAntwerpen) en Bernard Vanheusden (rector UHasselt).